In een stookplaats van 70 kW of meer moet er altijd een natuurlijke of mechanische luchtaanvoer (verse luchtaanvoer) en natuurlijke luchtafvoer (verontreinigde luchtafvoer) voorzien worden, ongeacht of de warmtegeneratoren als gesloten of open toestellen opgesteld zijn.
In dit artikel wordt enkel ingegaan op de grootte van de natuurlijke luchtaan- en -afvoeropeningen en niet op de technische bepalingen ervan. De technische bepalingen voor de verluchting van stookplaatsen ≥ 70 kW zijn te vinden in het technisch document NBN/DTD B 61-001:2021, dewelke inhoudelijk volledig identiek is aan de 1ste versie van de norm NBN B 61-001:1986 + addendum:1996.
De natuurlijke luchtaanvoer van de stookplaats
De luchtaanvoer gebeurt via een luchttoevoeropening of via een luchttoevoerkanaal die rechtstreeks in verbinding staat met de buitenlucht.
Onderstaande tabel toont waaraan de minimale doorlaat “S” moet voldoen. Deze doorlaat is afhankelijk van de nuttige hoogte “h” van de schouw, het totaal nominaal geïnstalleerd vermogen “Pt” in de stookplaats en het aantal roosters en bochtstukken in de luchttoevoer.
“h” schoorsteen > 6 m | “h” schoorsteen ≤ 6 m | ||
Pt ≤ 1200 kW | 1200 kW < Pt ≤ 12.000 kW | Pt ≤ 1200 kW | 1200 kW < Pt ≤ 12.000 kW |
n ≤ 3 S ≥ Pt / 17,5 | n ≤ 3 S ≥ 2.√Pt | n ≤ 3 S ≥ 1,5.Pt / 17,5 | n ≤ 3 S ≥ 3.√Pt |
n = 4 S ≥ 1,1.Pt / 17,5 | n = 4 S ≥ 2,2.√Pt | n = 4 S ≥ 1,65.Pt / 17,5 | n = 4 S ≥ 3,3.√Pt |
n = 5 S ≥ 1,2.Pt / 17,5 | n = 5 S ≥ 2,4.√Pt | n = 5 S ≥ 1,8.Pt / 17,5 | n = 5 S ≥ 3,6.√Pt |
n > 5 te berekenen(*)(*) basis voor berekening: drukverlies van 5 Pa, luchtsnelheid max. 1 m/s, luchtdebiet min. 1,72 m³/h per kW |
Waarbij:
- h = nuttige hoogte van de schouw (m)
- Pt = totaal geïnstalleerd nominaal vermogen in de stookplaats (kW)
- n = het aantal gecumuleerde roosters en bochtstukken van 90° in serie geplaatst
- S = doorlaat (dm2)
De natuurlijke luchtafvoer van de stookplaats
De luchtafvoer gebeurt altijd[1] via een verticaal luchtafvoerkanaal, waarvan de VRIJE doorlaat “Svrij” wordt bepaald in functie van de luchttoevoer, de hoogte van de schoorsteen en het feit of het luchtafvoerkanaal deel uitmaakt van een geheel schoorsteen-luchtafvoer. Dit luchtafvoerkanaal moet bovendaks uitmonden in de buitenlucht, op een plaats die gelegen is buiten de zones die ten opzichte van de stookplaats in overdruk kunnen zijn.
Indien dit kanaal voorzien wordt van een rooster en van een draadvlechtwerk dan moet de vrije doorlaat nog steeds voldoen aan de waarden van onderstaande tabel.
“h” schoorsteen > 6 m | “h” schoorsteen ≤ 6 m | |
Het luchtafvoerkanaal maakt deel uit van een geheel schoorsteen-luchtafvoer en loopt parallel met de schoorsteen | Het luchtafvoerkanaal maakt geen deel uit van het geheel schoorsteen-luchtafvoer | |
Svrij ≥ 0,25 x totale doorlaat van het/de schoorsteenkana(a)l(en) minimum: 2 dm² | Svrij ≥ 0,33 x doorlaat van de luchttoevoeropening of lucttoevoerkanaal minimum: 2 dm² | Svrij ≥ 0,33 x doorlaat van de luchttoevoeropening of lucttoevoerkanaal minimum: 2 dm² |
Voorbeeld:
Stookplaats waarin één ketel van 90 kW staat opgesteld. De luchttoevoer gebeurt via een rechtstreekse opening naar de buitenlucht (zonder rooster) en de luchtafvoer via een verticaal kanaal (zonder rooster) dat geen deel uitmaakt van een geheel schoorsteen-luchtafvoer. De lengte van het schoorsteenkanaal bedraagt 7 meter.
- Totaal geïnstalleerd vermogen = 90 kW
- Luchttoevoer: S ≥ Pt / 17,5 –> S ≥ 90 / 17,5 –> S ≥ 5,14 dm²
- Luchtafvoer: Svrij ≥ 0,33 x doorlaat luchttoevoeropening –>Svrij ≥ 0,33 x 5,14 = 1,70 dm²
- MAAR: er moet steeds een minimum VRIJE luchtafvoer van 2 dm² zijn –> Svrij ≥ 2 dm²
Bijzondere gevallen van gecombineerde luchtaanvoer en luchtafvoer
Er bestaan ook enkele bijzondere gevallen van gecombineerde luchtaanvoer en luchtafvoer, waarbij wordt afgeweken van bovenstaande tabellen.
Bijzonder geval 1:
Als de stookplaats ten minste twee tegenover elkaar liggende buitenwanden heeft, kan de luchttoevoer en de luchtafvoer verwezenlijkt worden door twee openingen, één in elk der twee buitenwanden. Dan moet de luchtafvoer dus niet via een verticaal kanaal gebeuren. De bovenkant van deze openingen is praktisch gelijk met het plafond. De doorlaat van iedere opening voldoet aan onderstaande tabel.
“h” schoorsteen > 6 m | “h” schoorsteen ≤ 6 m | ||
Pt ≤ 1200 kW | 1200 kW < Pt ≤ 12.000 kW | Pt ≤ 1200 kW | 1200 kW < Pt ≤ 12.000 kW |
n ≤ 3 S ≥ Pt / 17,5 | n ≤ 3 S ≥ 2.√Pt | n ≤ 3 S ≥ 1,5.Pt / 17,5 | n ≤ 3 S ≥ 3.√Pt |
Waarbij:
- h = nuttige hoogte van de schouw (m)
- Pt = totaal geïnstalleerd nominaal vermogen in de stookplaats (kW)
- n = het aantal gecumuleerde roosters en bochtstukken van 90° in serie geplaatst
- S = doorlaat (dm2)
- Noot: iedere rooster mag ten hoogste een afscherming tegen regeninslag en een traliewerk hebben, waarvan de VRIJE doorlaat groter is dan 75% van de doorlaat S.
Bijzonder geval 2:
Een tweede bijzonder geval geldt voor stookplaatsen met een totaal geïnstalleerd vermogen ≤ 450 kW. Dan mogen de luchttoevoer en luchtafvoer vervangen worden door een keldergat indien:
- De afstand tussen de buitenwand waarin zich het keldergat bevindt, en de tegenovergestelde wand van de stookplaats, maximaal 5 m lang is;
- De bovenrand van de uitmondingsopening in de stookplaats is gelijk met het plafond;
- De VRIJE doorlaat van het keldergat voldoet aan onderstaande tabel.
“h” schoorsteen > 6 m | “h” schoorsteen ≤ 6 m |
Pt ≤ 450 kW | Pt ≤ 450 kW |
n ≤ 3 Svrij ≥ 5 . Pt / 17,5 | n ≤ 3 Svrij ≥ 7,5.Pt / 17,5 |
Waarbij:
- h = nuttige hoogte van de schouw (m)
- Pt = totaal geïnstalleerd nominaal vermogen in de stookplaats (kW)
- n = het aantal gecumuleerde roosters en bochtstukken van 90° in serie geplaatst
- Svrij = VRIJE doorlaat (dm2)
CERGA VERDUIDELIJKING
Wanneer is het technisch document NBN/DTD B 61-001 van toepassing? Het onderwerp en toepassingsgebied van dit technisch document eisen dat wanneer je een warmtegenerator[2] ≥ 70 kW (of meerdere warmtegeneratoren waardoor het totaal geïnstalleerde vermogen ≥ 70 kW wordt) in een nieuw te voorziene stookplaats plaatst, het technisch document van toepassing is. Wanneer je als installateur wordt geconfronteerd met een bestaande stookplaats (Pt ≥ 70 kW) waar er één of meerdere warmtegenerator(en) dient(en) te worden bijgeplaatst of vervangen en waarna het totaal opgesteld vermogen nog steeds ≥ 70 kW blijft, stelt zich de vraag of hiervoor de eisen van dit technisch document ook gevolgd dienen te worden. Het antwoord hierop is ja, tenzij[3] deze bestaande stookplaats vóór 4 juni 1986 (= datum publicatie van de 1ste versie van de norm NBN B 61-001:1986) als nieuwe stookplaats werd voorzien én de initiële locatie van de stookplaats in het gebouw ondertussen niet is gewijzigd. NOOT: wanneer door de plaatsing/vervanging van een warmtegenerator in een bestaande ruimte het geïnstalleerde vermogen in de ruimte 70 kW of meer wordt, dan moet eveneens aan alle eisen van het technisch document NBN/DTD B 61-001 voldaan worden. |
[1] De DTD bevat een aantal uitzonderingen (o.a. de twee bijzondere gevallen vermeld in dit artikel) waarbij de luchtafvoer ook via een luchtafvoeropening mag worden uitgevoerd.
[2] Een warmtegenerator is een verbrandingstoestel dat een fluïdum op temperatuur brengt dat bestemd is voor de centrale verwarming, de luchtbehandeling, de warm water voorziening of de stoomvoorziening van een gebouw. De door de warmtegenerator bereide fluïda zijn warme lucht, warm water, stoom of een andere warmtedrager.
[3] Zelfs indien deze uitzondering van toepassing zou zijn, is het vanuit veiligheidsoogpunt aanbevolen om minimaal de eisen m.b.t. luchtaanvoer (§ 7.2) en afvoer van de verbrandingsproducten (§ 9) van deze DTD toe te passen.