Bij gebruik van het PLT-buissysteem is het belangrijk én verplicht dat alle componenten van een installatie komen van één en dezelfde fabrikant. De PLT-buis en de fittingen van het systeem van verschillende fabrikanten mogen in geen geval onderling met elkaar verbonden worden.
Ook bij het maken van een aftakking op een bestaande PLT-buis mag deze systeemgedachte niet uit het oog worden verloren.
Voorbeschouwing
Het maken van een aftakking dient in eerste instantie zoveel mogelijk vermeden worden omdat de extra verbindingen die een aftakking met zich meebrengt een lekbron kunnen zijn. Beter is om te werken met een collector vanwaar een PLT-buis zonder verbindingen vertrekt tot aan de stopkraan van elk verbruikstoestel.
Er dient bovendien altijd een drukverliesberekening uitgevoerd te worden voor het geheel van het bestaande gedeelte en het nieuwe gedeelte stroomafwaarts van de aftakking die aantoont dat het drukverlies van het geheel aanvaardbaar blijft en waarbij de door de fabrikant(en) van het PLT-buissysteem voorgeschreven berekeningsmethode wordt gevolgd.
Alvorens de aftakking te maken dient de bestaande PLT-buis ontgast te worden. Dit wil zeggen het brandbare gas vervangen door een inert gas (bv. stikstof).
Indien de uitbreiding (= het nieuwe deel stroomafwaarts van de aftakking) plaatsvindt binnen één lokaal en een lengte heeft ≥ 3 m of indien de uitbreiding plaatsvindt naar een ander lokaal dient er eerst een sectioneerkraan gevolgd door een T-stuk, afgesloten met een metalen stop of dop op de aftakking gemonteerd te worden.
Werkwijze 1: T-stuk met drie PLT aansluitingen
Bij deze werkwijze wordt in een bestaande PLT-buis een T-stuk tussengeplaatst waar op de vrije PLT-fitting een PLT-buis van hetzelfde merk (merk X) wordt aangesloten. Het T-stuk is van hetzelfde merk als de bestaande PLT-buis en wordt met de twee PLT-fittingen aangesloten op de bestaande PLT-buis (zie fig. 1).
Aangezien het niet mogelijk is om een sectioneerkraan te monteren op de vrije PLT-fitting van het T-stuk is deze werkwijze enkel mogelijk voor een uitbreiding van minder dan 3 m binnen één lokaal.
Fig. 1
Indien m’n enkel beschikt over een PLT-buis van een ander merk om er de aftakking mee uit te voeren dan mag deze niet rechtstreeks op de vrije PLT-fitting van dit T-stuk worden aangesloten (zie fig. 2).
Het onderling verbinden van de PLT-fitting van het T-stuk van hetzelfde merk X en de PLT-buis van het andere merk Y zal aanleiding geven tot een lek (zie video).
Fig. 2
Werkwijze 2: T-stuk met drie vrouwelijke ISO 7-1 schroefdraadaansluitingen
Bij deze werkwijze wordt in een bestaande PLT-buis een T-stuk tussengeplaatst waar op het vrije schroefdraaduiteinde een PLT-buis van een ander merk[1] (merk Y) of een ander materiaal (bv. starre koperen buis) wordt aangesloten d.m.v. een overgangsfitting eindigend op mannelijke ISO 7-1 schroefdraad. Het T-stuk wordt met twee overgangsfittingen van hetzelfde merk X als de bestaande PLT-buis aangesloten op de bestaande PLT-buis (zie fig. 3[2]). De dichtheid van de schroefdraadverbinding wordt bekomen door het gebruik van een dichtingsproduct.
Fig. 3
Nabeschouwing
Na het voltooien van de aftakking, dient de installatie te worden beproefd op dichtheid[3].
De installatie mag bovendien pas in bedrijf worden gesteld na ontluchting. Dit wil zeggen de lucht vervangen door het brandbare gas.
[1] een PLT-buis van het hetzelfde merk X kan eventueel ook op deze manier worden aangesloten.
[2] De figuur 3 geeft een situatie weer voor een uitbreiding van minder dan 3 m binnen één lokaal.
Indien de uitbreiding plaatsvindt binnen één lokaal en een lengte heeft ≥ 3 m of indien de uitbreiding plaatsvindt naar een ander lokaal dient er eerst een sectioneerkraan gevolgd door een T-stuk, afgesloten met een metalen stop of dop op het vrije schroefdraaduiteinde van het T-stuk gemonteerd te worden.
[3] Met de stopkranen van de aangesloten verbruikstoestellen in open positie.