Wanneer in een collectief gebouw het verbruik gemeten wordt door een gasmeter per verblijfseenheid en de verschillende gasmeters in een gemeenschappelijk lokaal zijn opgesteld, moet op ondubbelzinnige wijze duidelijk zijn met welke gasmeterkraan men de gastoevoer van een bepaalde verblijfseenheid kan afsluiten.
Als installateur is het belangrijk onderstaande twee regels uit de norm te volgen om meterverwisselingen te voorkomen.

Sectioneerkraan + T-stuk

In elk appartement moet verplicht een sectioneerkraan, gevolgd door een T-stuk met stop of dop, geplaatst worden op elke inkomende gasleiding. De stopkraan voor een gastoestel kan in geen geval dienstdoen als sectioneerkraan. Dit T-stuk zal gebruikt worden bij vermoeden van een meterverwisseling.

Identificatie van de gasleiding

De juiste identificatie zorgt er mee voor dat meterverwisselingen worden voorkomen. Bij het verbinden van de gasmeter met de binnenleiding van een verblijfseenheid, moeten de verdieping en de betrokken verblijfseenheid (bv. via het door de gemeente toegekende busnummer) daarom op ondubbelzinnige en onuitwisbare wijze worden vermeld op de gasleiding, stroomafwaarts op maximaal 50 cm na de gasmeter.

 

Bijkomende identificatie van de gasleiding (Fluvius)

Bijkomstig aan bovenstaande twee regels moet bij installaties gelegen op het grondgebied van Fluvius een bijkomende markering aangebracht te worden in elke wooneenheid/handelsruimte van een appartementsblok op de inkomende gasleiding, op maximaal 50 cm van de stopkraan van het eerste verbruikstoestel.

Print Friendly, PDF & Email
SHARE

Zoeken

Meer berichten